In onze taal komen we regelmatig uitspraken, zinsnedes of citaten tegen die ons bekend in de oren klinken. We gebruiken ze wanneer het ons uitkomt, zo werkt dat met taal. Maar die uitspraken hebben ook een context waarin ze eerder geklonken hebben. Waar komen die uitspraken, gezegdes of citaten vandaan? Zo nu en dan neem ik er eentje onder de loep.
Deze keer: Wat is natuur nog?
Onlangs was ik voor een congres in een middelbare school. Daar hingen schoolplaten aan de muur die ik onmiddellijk herkende als de platen van M.A. Koekkoek. Niet zozeer omdat ik ze op de basisschool al had mogen aanschouwen, maar vooral omdat deze platen ook in het boek Wat is natuur nog? van D. Hillenius en M.A. Koekkoek stonden. En dat boek stond dan weer bij ons in de boekenkast. Urenlang had ik erin gebladerd en ook had ik met enige regelmaat pogingen ondernomen om Het Naardermeer of de fazant op In het Duin na te tekenen.
In het Duin, M.A. Koekkoek (1873-1944)
Kennelijk zijn we niet de eersten om te klagen over de achteruitgang van de natuur. In 1978 zag Dick Hillenius in het echte leven steeds minder terug van wat de platen van Koekkoek toonden. Vandaar de sombere titel Wat is natuur nog? Maar zelfs voor Hillenius was er iemand die de teloorgang van ons schone land waarnam. En dat was de dichter J.C. Bloem (1887-1966):
Domweg gelukkig in de Dapperstraat
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
J.C. Bloem, uit de bundel Quiet though sad (1946).
Bloem publiceerde dit gedicht in 1946, ruim dertig jaar voordat Dick Hillenius de titel Wat is natuur nog? direct of indirect aan de tweede regel van dit gedicht ontleende. J.C. Bloem is naar mijn mening overigens veel minder pessimistisch over de natuur. Zijn vraag naar wat natuur nog is in dit land beantwoordt hij met de nuchtere vaststelling dat daar niet veel van over is, maar rouwig is hij er niet om. Er blijft genoeg schoonheid te ontdekken. Zo wordt maar weer eens duidelijk hoe bekende zinnen kunnen veranderen van betekenis of toon.